Taken en verantwoordelijkheden

De taken en rollen van een CRA zijn zeer divers en ook afhankelijk van de specifieke context van het woonzorgcentrum waarin de CRA tewerkgesteld is. Crataegus ziet de belangrijkste rol en taken van de CRA als volgt:  

  • De CRA kan om ondersteuning gevraagd worden door de huisarts bij de zorg voor individuele bewoners in geval van medisch complexe zorg;
  • De CRA heeft een mandaat op populatieniveau; de totale bewonerspopulatie van een woonzorgcentrum of een subgroep ervan. Dit populatiemanagement veronderstelt het uittekenen en implementeren van een medisch beleid, zoals een infectieziekten-beleid, een farmaceutisch beleid, een zorg-ethisch beleid, …;
  • De CRA heeft de taak om de samenwerking tussen het zorgteam, de directie, de toeleverend apotheker, de behandelende huisartsen en de andere zorg- en welzijnsverleners te stimuleren. Een goede samenwerking en communicatie tussen al deze partijen is een voorwaarde voor het implementeren van het hierboven vermelde medisch beleid;
  • De CRA werkt intensief samen met het zorgteam van het woonzorgcentrum;
  • De CRA speelt een rol in het uitbouwen van goede functionele relaties buiten de muren van het woonzorgcentrum om binnen dit net werk op een laagdrempelige manier beroep te kunnen doen op elkaars expertise en mogelijkheden;
  • De CRA heeft de CRA basisvorming gevolgd en schoolt zich permanent bij met het doel op het verkrijgen van kennis en vaardigheden rond ouderenzorg en kwaliteitsvolle zorg op populatieniveau. 

De taken en verantwoordelijkheden van de CRA staan in het CRA-besluit van de Vlaamse Regering specifieker beschreven:

De CRA staat in samenspraak met de directie, de hoofdverpleegkundigen en de teamverantwoordelijken in voor volgende taken: 

Art. 33/4. § 1. In samenspraak met de directeur, de hoofdverpleegkundige of hoofdverpleegkundigen of, in voorkomend geval, de teamverantwoordelijke of teamverantwoordelijken staat de coördinerende en raadgevende arts in voor al de volgende taken:


1° actief participeren in het beleidsoverleg van de initiatiefnemer over het te voeren medische zorgbeleid;


2° het medische zorgbeleid afstemmen met de arbeidsarts over thema's die het welzijn van de medewerkers aanbelangen;


3° op uitnodiging van de leden van de bewonersraad aanwezig zijn op de bewonersraad;


4° bemiddelen bij conflicten met bewoners, families en mantelzorgers over het medische zorgbeleid;


5° in relatie tot de behandelende artsen in het woonzorgcentrum:
a) op geregelde tijdstippen individuele en collectieve overlegvergaderingen organiseren met de behandelende artsen;
b) de continuïteit van de medische zorg coördineren en organiseren;
c) de behandelende artsen stimuleren het medische gedeelte van het woonzorgleefplan actueel te houden;
d) het infectiologische beleid en de populatiegerichte medische zorg coördineren bij ziektetoestanden die impact hebben op meer dan één bewoner, het personeel of het woonzorgcentrum;
e) het farmacologische zorgbeleid coördineren en bijsturen in overleg met de behandelende artsen en de apotheker die de geneesmiddelen levert aan de bewoners in het woonzorgcentrum of, in voorkomend geval, met de coördinerende en adviserende apotheker, wat voor de geneesmiddelen ten minste het volgende omvat:
a) een geneesmiddelenformularium opstellen en gebruiken;
b) specifieke geneesmiddelenklassen oordeelkundig gebruiken;
c) de alternatieve niet-farmacologische aanpak bij de bewoners van het woonzorgcentrum;
f) behandelende huisartsen actief betrekken bij en informeren over het rationeel voorschrijven van geneesmiddelen;
g) het mondzorgbeleid in het woonzorgcentrum coördineren;


6° met de huisartsenkring die actief is in de huisartsenzone waarin het woonzorgcentrum zich bevindt, streven naar een eenvormig medisch zorgbeleid voor alle woonzorgcentra in die huisartsenzone;


7° met de zorgvoorzieningen en de coördinerende en adviserende apotheker met wie het woonzorgcentrum een schriftelijke samenwerkingsovereenkomst heeft, op structurele wijze overleg plegen en hen actief informeren over het medische zorgbeleid;


8° meewerken aan de organisatie van bijscholing en vorming over medische aangelegenheden en het medische zorgbeleid;


9° op eigen initiatief of op verzoek van de initiatiefnemer advies verlenen over het medische zorgbeleid.
De minister kan de taken, vermeld in het eerste lid, nader bepalen.


§ 2. De aanstelling van een coördinerende en raadgevende arts leidt niet tot een feitelijke beperking van de vrije keuze van huisarts door de bewoner.".